- hinhauen
- hinhauenI 〈onovergankelijk werkwoord〉1 〈haben〉slaan ⇒ hakken, houwen2 〈sein; informeel〉neervallen ⇒ neersmakken3 〈haben; informeel〉gelukken ⇒ kloppen, okay zijn4 〈informeel〉een succes zijn ⇒ aanslaan♦voorbeelden:2 der Länge nach hinhauen • languit neervallen3 die Sache wird schon hinhauen • het zal wel lukken4 das haut hin! • dat zet zoden aan de dijk!II 〈overgankelijk werkwoord〉1 neerslaan2 neersmijten ⇒ neerkwakken3 〈informeel〉neerpennen ⇒ haastig op papier zetten4 〈figuurlijk〉van de wijs brengen ⇒ overdonderen♦voorbeelden:3 ein Porträt hinhauen • vlug een portret tekenenIII sich hinhauen 〈wederkerend werkwoord〉 〈informeel〉1 gaan liggen ⇒ gaan maffen, pitten2 zich (op de grond) laten vallen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch. 2015.